Veiligheid voorop

Het is de eindejaarsperiode, een tijd van bezinning en diepgang, zowel spiritueel als economisch. Hier horen ook de eindejaarsfeestjes bij, verguisd door sommigen, gekoesterd door anderen. Ik keek in ieder geval al uit naar ons personeelsfeestje dat donderdag plaatsvond. Het woord “Personeelsfeest” doet het gebeuren eigenlijk oneer aan, want dat klinkt alsof een horde gepeupel van de werkvloer eindelijk loos mag gaan. Nu ik hem zo formuleer, zit die definitie er eigenlijk niet eens zo heel ver naast, alleen dat het woord “personeel” een beetje vloekt met de informele werksfeer. Om de avond in te zetten, gingen we elkaar virtueel afknallen met lasergeweren. We kregen alle negen een alter ego-harnas aangemeten. Als je naar onder keek, kon je op het verlicht display nog net je alternatieve naam lezen. Als Rocky IV stapte ik in colonne moedig een donkere grot binnen. Verdeeld in 2 groepen kregen we 30 seconden de tijd om ons te verspreiden. Gespeend van enig tactisch inzicht, kampeerde ik ergens achter een houten schot. De 30 seconden tikten weg en de waanoorlog kon beginnen. In een complex van obscure mergelgangen, houten constructies en geheime tunnels bestookten we elkaar 20 minuten lang met infraroodkogels. We hadden er 10000 per man, dus dat moest volstaan. Zonder een duidelijke strategie schoot ik op alles wat bewoog, wat inhield dat meerdere ploegmaten een kortstondige dood stierven. De overgave waarmee een stelletje volwassenen zich verliezen in dit kinderlijk vertier, is eigenlijk best aandoenlijk. Het is zowaar de ultieme vorm van soldaatje spelen, maar dan in zijn meest onschadelijke vorm. Alhoewel, onschadelijk? Getuige het volgende rondje. Het plezier had immers zulke hoge toppen bereikt, dat men besloot nog een oorlog uit te vechten, ditmaal tegen 11 toevallig aanwezige Duitsers. Dat trof, want zowel Nederland als België hadden nog een historische schuld te vereffenen. De inzet was dus duidelijk, verliezen was geen optie. Fanatiek stormden we weer het donker in, alwaar een spervuur aan lasers losbarstte. Gebeten dook mijn baas een hoek om. Althans, hij dook ergens om waarvan hij vermoedde dat het een hoek was, maar in realiteit ging het om een muur die iets minder virtueel was dan onze munitie. Toen 20 minuten later de wapenstilstand werd afgekondigd, betrad hij dan ook de verzamelplaats met een groot ei op zijn kaal voorhoofd. Hij zal er vast nog een week mee uitgelachen worden. We togen naar Maastricht centrum om het leed te verdrinken. In een bruin stamcafé van de andere directeur (we hebben er 2) legden we een bodem van carpaccio, everzwijnpaté, pepersteak en/of pasta met zalm. Het gastronomisch luik van de avond was “dik in orde”. Om het kroegentochtgevoel op te roepen, werd na wat biertjes ook het andere stamcafé van de baas bezocht. Voor de deur werd echter al duidelijk dat we niet tot het doelpubliek behoorden. Door de glazen wanden toonde zich een steriel witte gelegenheid met rode sfeerverlichting waar de gesofisticeerde aanwezigen zich ongetwijfeld thuisvoelden. Als er al iemand jonger dan 25 aanwezig was, maakte die deel uit van onze groep. Verder stelde ik vast dat wij de enigen in het pand waren die geen kraag droegen. Na 1 drankje besloten we daarom terug naar “de Dikke” te gaan. Maar ook daar duurde het plezier niet lang, want iemand heeft ooit beslist dat in Maastricht alles om 2u00 moet sluiten. Iets met nachtlawaai, vermoed ik. Alles moet dus om 2u00 sluiten, behalve 2 tenten van de laatste hoop. Ik vermoed dat ze een meterdikke muur hebben of zo, om de dreunende bassen in de kiem te smoren. Er zal vast een reden zijn voor hun speciale status. Wat ondertussen overbleef van onze groep, een vijftal man, zigzagde dan maar die richting uit. Aan de ingang van de Alla ontwaarde ik een kleerkast die instond voor de veiligheid. Dit vermeldde hij zelf ook expliciet, wanneer nietsvermoedende klanten het pand trachtten te verlaten. Het is bij de exit van dit soort etablissementen immers de gewoonte om de deurbewaarders een zakcentje toe te stoppen. Bij het verzaken hiervan, zag ik, hield de vriendelijke doch strenge mijnheer je tegen met de melding: “Denk aan uw veiligheid”. Ik kon me niet aan de indruk onttrekken dat de man bereid was, indien nodig, eventueel zelf een onveiligheidsgevoel erin te timmeren. Tegen 3u30 besloten we dat het welletjes was en planden we voor 3 man, mij incluis, een taxi. Nog even geld hiervoor afhalen. Terwijl de baas onder de ING-verlichting wat met mij staat te lallen, houdt hij zijn hand voor een opening om de uitgespuwde bankkaart op te vangen. Hoewel hij normaal wel juist zit - hij heeft al 1 kind - viseert hij het verkeerde gat. Ik wijs hem hierop, en terwijl hij naar het juiste gat grijpt, slikt de automaat de kaart terug in. Verbijsterd gapen we eerst de flappentap en daarna elkaar aan. Hoop en al 5 seconden duurt het schijnbaar voordat een computer beslist dat je te traag bent. Het doet mij inzien waarom bejaarden zoveel cash geld op zak hebben. Niet getreurd echter, want een beetje bedrijfsleider tovert zo nog een paar kaarten uit zijn beurs. Goede gat gevonden, taxi naar huis en als een blok in slaap vallen. Om de volgende ochtend terug wakker geschopt te worden door je vrouw: “Werken!”. En dan op de zaak constateren dat je de enige bent die blijkbaar zo vroeg uit zijn nest is geraakt. Wat een ontnuchtering. De wereld is niet eerlijk.