Het stormweer heeft ook de Lage Landen niet ontzien. De deltawerken daverden ouderwets op hun grondvesten, bang voor een tweede zit Geschiedenis. Bouwwerken sloegen apocalyptische tegen de grond, als wilden ze zeggen: verzet is zinloos. Nuja, misschien was het allemaal niet zo dramatisch, maar toch genoeg om enkele mensen het hiernamaals in te blazen. ‘s Ochtends sta ik in geval van dergelijk noodweer vaak voor de verscheurende keuze: de conditie-uitdaging genaamd ‘fiets’ uit de schuur rollen of de weg van de minste weerstand bewandelen, cq. een telefoontje naar het ouderlijk nest plegen. Mijn vader werkt immers op luttele kilometers van mijn werkplek en begint ongeveer ter zelfdertijd. Bovendien woon ik op zijn route. Kortom: de ideale taxi is. Oog in het oog van de storm was de keuze niet zo moeilijk en ik liet mij gewillig afzetten op mijn werk. Voor de terugreis heb ik eveneens enkele opties: een collega van dezelfde gemeente lastigvallen, Sandy bellen of beroep doen op het Belgische Bastion van Betrouwbaar Busvervoer, beter gekend als De Lijn. Dat laatste is eigenlijk het interessantste omdat ik er nu eenmaal van hou mensen te observeren, iets wat op een bus altijd weer een feest is. Aldus haal ik ‘s avonds mijn Z-kaart boven, die volgens mij al lang niet meer zo heet, en plant ik mij midden in de bus, vlak voorbij de achterste deuren. In de plexiglazen plaat voor mij spiegelt de lege achterste helft van de bus. Ook de rest van de bus is - nog - niet overbevolkt. Ik weet echter dat binnen enkele haltes het voertuig volstroomt met winkeltoeristen en hangscholieren. En ja, niet veel later vleien een jongen en een meisje zich neer op de vrije bank achter mij. Of ze een koppel zijn, weet ik niet, maar als het meisje altijd in dezelfde toonaard zeurt, zal het alleszins niet lang meer duren. Vanaf het moment dat ze plaatsneemt, heft ze een klaagzang aan over haar thuissituatie. Het enige dat haar eenkoppig publiek af en toe kan uitbrengen, is een geveinsd geïnteresseerd “hmmm”. En dan alleen nog maar omdat de dame af en toe ook nog moet ademen. Overigens, zo eenkoppig was het publiek eigenlijk niet. Voordat het meisje doorhad dat de hele bus kon meevolgen, was het geluidsniveau namelijk voldoende voor een theatervoorstelling. De monoloog duurde minstens tot ik moest afstappen, maar ik vrees voor de jongen nog veel langer. Ik zal de inhoud in mijn beste plat Nederlands Limburgs trachten samen te vatten: “Seffes mök Jo werschienlijk weer blootworst. En als Frankie toes is, dèn ete ver weer fritte. Gisteren hawwe ver spaghetti vaan oma. Det is wel lèkker, mer zoe vet. Ich höb pap al voorgesteld om te koke, mer det doon ze den ouch weer neet. Ich mök teviel groonte, en det frette die stiefvrieters neet.” “Stiefvreters”, ik kende het woord nog niet, maar dat kan er volledig aan liggen dat ik niet in het dialect ben opgevoed. Af en toe vind ik dat wel jammer, maar ik troost me met de gedachte dat ik, behalve West-Vlaams en Fries, ongeveer alles versta en dat ik mijn moedertaal voldoende machtig ben om te weten dat ik fouten maken. Je komt wel eens anders tegen. Wie mij “in zijn MSN heeft staan”, zag het deze week misschien al voorbij flitsen, een quote die ik op Internet kon sprokkelen. In een reactie op een, mijns inziens licht flauwe maar niet volledig onverdienstlijke, montagepersiflage met Samson en Gert, uit een bezoeker zijn afkeuring. Het schrijfsel barst van de SMS-taal, dus de spelfouten zijn voornamelijk gewoon vormelijk. Toch ontlokte onderstaand citaat mij op zijn minst een gniffel: “dat ge is u woordenschat verbreed”. Maak u geen zorgen als u zich nu afvraagt: wat is daar dan mis mee? Lees gewoon verder. Zoals ik eerder verkondigde: ik ben een observator. Het internet is daar af en toe een handige partner in, want het profiel van de auteur schaft enige inzichten in zijn psychologie. Men kan uiteraard kanttekeningen plaatsen bij de waarheidsgetrouwheid van dergelijke digitale identiteiten, maar ervan uitgaande dat de gegevens kloppen, hebben we te maken met een 18-jarige die leedvermaak koestert bij crashende politiewagens. Aan dat leedvermaak ga ik gemakshalve voorbij. Ik ken meer mensen die daar last van hebben, en het zou volgens mij een officieel erkende, door het ziekenfonds terugbetaalde afwijking moeten zijn. Maar dat iemand na een scholair curriculum niet alleen de taal niet beheerst, maar er verder ook nog van overtuigd is dat hij dat wel doet… tja, daar word je weer even stil van. Ik ontvlam even niet in een donderpreek over de kwaliteit van het onderwijs. Tegen dat die van mij taallessen krijgt, hoop ik echter dat het allemaal (terug?) dik in orde is.
PS: Wie het woordenschatcitaat juist denkt te kunnen schrijven, mag altijd een poging wagen in een reactie (zie de “zever zelf”-knop hieronder). Uiteraard mogen nietterzakedoende onzinreacties ook altijd.