Om ons eraan te herinneren dat we in de Lage Landen wonen - de winter 2007 was de warmste ooit - regende het afgelopen weken met terugwerkende kracht pijpestelen. Ideaal weer om verkouden te worden. Mijn neus drupt dus weer als een kraan en een kikker heeft een permanente verblijfsvergunning aangevraagd voor mijn keel. Ja, verkoudheden trekkend meestal tergend traag aan mij voorbij. Het ongemak is even irritant als een verlaagde boomcar met open ramen die de drempel neemt. Echter, en ik klaag niet, dat volstaat niet qua lichamelijke narigheid. Want een verstopte neus staat immer garant voor een oorontsteking. Maak daar anders maar een dubbele van. Afgelopen donderdag sloeg mijn linkeroor weer als vanouds pijnlijk aan het gonzen, drie dagen later gevolgd door mijn rechteroor. Sandy loopt dus al enkele dagen lang al haar zinnen 2x te herhalen, en sinds dit weekend 3x. Toch is oorontsteking op een eigenaardige manier ook altijd weer een beetje nostalgie. Het achtervolgt mij namelijk als een schoothondje sinds ik voor het eerst bewust herinneringen kon opslaan. Als er vroeger een jaar voorbijging waarin ik maar 1 keer ooronsteking kreeg, knalde de kinderlimonade. De andere jaren zat ik met de regelmaat van de klok op de “polikliniek KNO”, te wachten tot Dokter Berg weer zijn medisch instrumentarium op mij zou botvieren. Steevast schoof hij een lade open, gevuld met ijzeren trechtertjes. Hij bevestigde dan het trechtertje aan zijn blaasgalg, duwde het smalle gedeelte in mijn gehoorgang, en pompte met het rubberen balletje tot … tja … ik weet eigenlijk nog altijd niet goed wat er precies de bedoeling van was. Het gevoel kwam in de buurt van iemand die je hoofd probeert op te blazen door een fietspomp in je oor te duwen. Haarscherp staan mij de momenten voor de geest dat Dokter Bergs hand in die voorraad trechtertjes graaide. Met argusogen volgde ik zijn zoekende vinger, angstig het moment afwachtend dat die stil bleef hangen boven één van de exemplaren. Dan wist ik: deze gaat pijn doen. Ik kon het op den duur feilloos aflezen aan de grootte van de tuit. Het was pas op latere leeftijd dat ik Dokter Bergs werk leerde waarderen. Hoe moet je immers als kind zo’n norse man appreciëren die je alleen maar ziet wanneer je pijn hebt, en je vervolgens nog meer pijn doet? Mijn trommelvliezen werden ooit doorgeprikt terwijl ik, naar mijn moeder vertelt, “spartelde als een krijsend varken”. Gek genoeg heeft al dat poliklinisch leed mij, allszins niet zichtbaar, getraumatiseerd (ik hoor met links wel nog maar 70%). Ik heb in het bewuste ziekenhuis zelfs eerder een vreemdsoortig thuisgevoel en wandel er graag binnen, alsof ik bij een vriend op bezoek ga (wat wel eens effectief zo is). Maar op de keper beschouwd: ik ben de enige van het gezin die daar niet werkt. Zou mijn studiekeuze dan toch gestuurd zijn door een onderdrukte trauma? Ach, zolang ik niet badend in het zweet, roepend om mijn moeder wakker wordt, geldt dat aforisme van die reet met dat roesten.