Dat clichés vaak geboren worden uit een grond van waarheid, heb ik vorige week andermaal mogen getuigen. Microsoft - ja die van die digitale vensters - hield in Gent een conferentie. In ruil voor een smak geld, mochten bezoekers 2 à 3 dagen proeven van de technologiekeuken. Wie komt er op zoiets af? Mensen die beroepshalve met computers bezig zijn. Wie zijn dat in de praktijk? Het verzamelde nerdgenootschap van België. De illusie die in films als Hackers gecultiveerd wordt, namelijk dat programmeurs en, in het verlengde daarvan, hackers cool zijn, wordt hier professioneel de nek omgewrongen. Gedelete, als het ware. Puisten, brillen, gratuite Engelse zinsneden… alle ingrediënten zijn aanwezig. Nog rolbevestigend: er lopen nauwelijks vrouwen rond die naam waardig. De enige te ontwaren welvingen zijn die van het promo-meisje in de strakke helwitte catsuit met net iets te diepe decolleté. Breed glimlachend trippelt ze de ruimte door, zich waarschijnlijk afvragend in wat voor daglichtschuwend, wereldvreemde subcultuur ze zich heeft laten teleporteren. Ik heb een vaag vermoeden dat de obligate gesprekken die ze beroepshalve met de nerds aanknoopt niet over Two-Way DataBinding in ASP.NET zullen gaan. Ten behoeve van de talrijk opgedaagde overjaarse pubers die een conversatie met de sierdames nog niet aankunnen, heeft de softwaregigant uit Redmond ook nog speelgoed van eigen makelij neergeplant: de XBox 360. Ik maak schijnbaar deel uit van de doelgroep, want in de pauzes betrap ik mezelf op een virtueel potje Portugal-België. De echte voetbalploegen maken er in dezelfde week 4-0 van, ik krijg er digitaal maar 1 binnen. Dat de maker van Windows kosten noch moeite spaart om ontwikkelaars zoals ik in te pakken, valt ook af te lezen aan de bijzonder smakelijke catering. Ik werk een veelvoud van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid chocoladebroodjes en brownies naar binnen. Mijn caloriegehalte is weer bijna op peil voor de komende maanden, maar voor de zekerheid gooi ik er om het uur ook nog een flesje cola tegenaan. Maar waar was ik ook alweer voor gekomen? Oh ja, de lezingen. In de ochtend staat er een praatje gepland door een mij onbekende naam. De man neemt stelling in de spreekarena, begeleid door een amalgaan van vette beats en flitsende scanners, een hippe introductie die later elke spreker te beurt blijkt te vallen. David, want zo heet de beste man, moest naar eigen zeggen ooit vlak voor Bill Gates spreken op een bijeenkomst. Zijn taak was om na zijn monoloog het woord aan Bill over te dragen, zij het, zo had de organisator beiden op het hart gedrukt, zonder tijdrovende formaliteiten zoals het geven van een hand. Aldus kondigde David na zijn praatje de übernerd aan, die van ver het grote podium kwam opgewandeld. Gewoontegetrouw rees de arm van de heer Gates tijdens die intrede in handenschudpositie, waarop zijn podiumpartner die houding spiegelde, om maar geen pijnlijke situatie te creëren. Al naar elkaar wandelend echter, schoot Bill plots het bewuste verzoek van de organisator te binnen, en liet hij de arm weer zakken. En zo kwam het dat David voor het oog van honderden mensen de hand geweigerd werd door de rijkste man ter wereld. Nu goed, het was veel grappiger als je de druk gesticulerende man zelf aan het woord zag, in schril contrast met de grijze muizen in de zaal. Tenslotte gaf hij ook nog de raad mee dat we allemaal wat meer moesten zijn als Brian May - ja die langharige krullebol van Queen. Schijnbaar heeft de heer May destijds een zekere carrière in de astrofysica stilgelegd om met Freddy en co te touren. De boodschap is: specialisatie is voor insecten; wees uitstekend in weinig en goed in veel. Laat ik echter voorlopig mijn baan in de IT maar niet opzeggen om een toekomst in pakweg de literatuur te ambiëren. Ik durf te wedden dat Brian May geen hypotheek had lopen.