Puffend ren ik langs een dozijn rode Veolia-bussen. De perrons van deze kersverse Nederlands-Limburgse vervoersmaatschappij zijn net vernieuwd en de ontwerper van dienst is zo vriendelijk geweest om de Belgische haltes achteraan te plaatsen. Op pijnlijke wijze word ik andermaal geconfronteerd met de toestand van mijn conditie. Het goede voornemen om toch maar weer te gaan hardlopen, heeft zich tot nu toe alleen nog maar beperkt tot het ternauwernood halen van mijn bus. Zoals nu wederom. Het voertuig waar ik plan in te springen, staat al warm te draaien op 200 … 100 … 50 meter. Ik strand buiten adem op een tiental meter, terwijl het wit-gele gevaarte schielijk de weg op voert. Plan B dringt zich op. Mijn hersenen schakelen sneller dan de kleiner wordende bus, als plots zo een rood gevaarte naast mij vertraagt. De chauffeur gooit de deuren open en stelt voor mij belangeloos een eindje mee te pikken. Ik beweer niet dat buschauffeurs doorgaans asociale honden zijn, maar deze geste verrast mij aangenaam. Hijgend neem ik plaats, terwijl de zweetparels op mijn voorhoofd aanzwellen. Bij wijze van uitgestelde compensatie begin ik nu pas te zweten als een rund. Aan één van de volgende haltes doet de vriendelijke chauffeur teken, waarop ik ijlings het voertuig uitsnel en aanschuif bij de andere bus. Een man, halverwege zijn leven, verwilderd grijs haar maar vriendelijk gezicht, staat een transactie met de chauffeur af te handelen. Onderwijl ligt zijn trouwe viervoeter, groot formaat, onbekend ras, de rest van de doorgang te versperren. Een dame van middelbare leeftijd roept mijn assistentie in om haar reistas in het voertuig te heffen. Haar gebroken Nederlands verraadt Duitse roots, haar voorkomen de schijn van distinctie. Ze zich hardop af of de hond niet zo een ding om moet. Met haar hand maakt ze een korf voor haar mond. Ik sus haar dat het beest niet bijt, maar helemaal gerustgesteld lijkt ze niet. Even later haalt de vriendelijke man toch een muilkorf boven. Zo veel hoffelijkheid op 1 dag, dat is zelfs voor mij bijna een overdosis. Een geitenwollensokkendame merkt overbodig op dat de hond het niet zo leuk vindt. Of mensen dan bang zijn voor het beest? De man grapt dat men eerder bang is voor hem, waarop de dame een serieus “oh ja?” riposteert. Sommige mensen herkennen wanneer een gesprekspartner de conversatie af probeert te sluiten, anderen tetteren vrolijk voort. Helaas voor het volledige passagiersbestand behoort de vrouw tot de tweede categorie. Er vallen nog woorden als “kortzichtig” en “sommige mensen”. Volgens mij is dit het type vrouw dat graag de apathie van de maatschappij op de korrel neemt en bij wijze van tegenmedicijn iedere toevallige voorbijganger voor 12 uur een goeiemorgen wenst. Maar misschien ook weer niet en ben ik daar wat kortzichtig in. Ook de volgende tiert de galantie welig, wanneer twee bejaarde vrouwen een rollator op de bus proberen te duwen. De chauffeur heeft het duo al van de voor- naar de achteringang verwezen. Hoe hard ze daar echter duwen, de brede banden geraken niet tussen de doorgang. Wacht maar tot die busontwerpers zelf gepensioneerd zijn; grote spijt zal hun deel zijn! In de tussentijd zal ik gewoon de rollators van grijze medepassagiers over alle obstakels tillen. De rest van de busrit spenderen de twee oudjes overigens aan, enerzijds, het proberen in elkaar klappen van het mobiele looprek en anderzijds, het discussiëren over wie waar afstapt. Zonder hulp geraakt de rollatergekluisterde dame niet meer uit het voertuig en haar gezellin, die eerder wil afstappen, vergewist zich een tiental keren van die hulp. Aldus ben ik dagelijks live getuige van aandoenlijke, idyllische tot verontrustende taferelen. En dat voor maar 1,80 EUR. Dank u wel, De Lijn.