Verkeersremmers, ze horen bij het Vlaamse landschap als ambtenaren bij een staat. Het liefst zou je ze wegdenken, dan gaat alles wat sneller vooruit, maar je moet er nu eenmaal langs. Die verkeersremmers, uiteraard. Ze komen terug in allerlei soorten, maten en gewichten en hun specifieke inplanting is vaak overgeleverd aan de willekeur van het lokaal bestuur. Neem nu de drempel, een kunstmatig niveauverschil in de weg, en wel van die orde dat vertragen noodzakelijk is. Afhankelijk van de gemoedstoestand van de wegenwerkers en waarschijnlijk ook nog van de stand van de maan ten opzichte van de aarde, bestaat men erin gedrochten achter te laten waar je je wagen bijna handmatig moet overtillen. Volgens mij zijn de stratenmakers in hetzelfde straatje ziek als de mensen die de plastic inpakfolie rond CD-hoesjes “shrinkwrappen”. Mochten ze hun eigen product, dat weliswaar heel leuk presenteert, zelf actief gebruiken, dan zouden ze merken met wat voor misbaksels ze de maatschappij opzadelen. Anderzijds moet ik wel toegeven dat ik altijd met enig leedvermaak pleeg te aanschouwen hoe verlaagde bolides, omzichtig manoeuvrerend, hun spoilers net niet stukrijden op van die Tafelbergplateaus. Een mooie wagen heb ik namelijk altijd al een compenserend vermogen toegedicht, als ware het de etalage van de macho met het kleine pietje. En met dat gebrek aan zelfrelativering lach ik graag, maar je kan dat ook gewoon jaloezie noemen. Dit zegt iemand met een bierbuik in een Berlingo over spierbundels in Porsches. Desalniettemin lijkt het bestaansrecht van de verkeersremmers ontleend te worden aan de eigenmachtigheid van politici. Die geven immers gehoor aan wat de burger wilt. Gelegitimeerd cliëntelisme, zeg maar. Als men bij rondvraag in dorp X vindt dat er te snel op straat Y gereden wordt, kan je er donder op zeggen dat, bij voorkeur vlak voor de volgende verkiezingen, de situatie rechtgezet wordt. Of juist nog wat krommer getrokken, en dan spreek je van een “asverschuiving”. Nee, ik kende het woord eerst ook niet en moest eigenlijk denken aan een groep migrerende rokers, doch schijnbaar duidt de term op meanderend asfalt. Dergelijk wancreatuur deed hier in het dorp enkele jaren geleden voor het eerst zijn intrede. De makers waren duidelijk ook nog niet bekend met het eerder benoemde “dogfeeding”-principe: door je eigen rotzooi te consumeren, ken je de gebreken. Om maar iets te noemen: een vrachtwagen kan zich onmogelijk in een s-vorm manoeuvreren, iets wat toch wel noodzakelijk is voor het bedwingen van de “chicane”, zoals men het gedrocht ondertussen minzaam was gaan noemen. Een lang leven was het monstrum niet beschoren, zodat heden de as weer lekker rechtdoor loopt. Een laatste vorm van artificiële filevorming zijn de bloembakken. Naargelang de streefsnelheid vind je ze alleen, per twee of mogelijks zelfs per cluster in hun habitat. Het idee is dat je er vertraagd omheen navigeert, met als nettoresultaat dat de meeste automobilisten de gasplank wat verder induwen, om de kans op onverwachte tegenliggers te verkleinen. Zo laveerde ondergetekende laatst tegen redelijke snelheid tussen twee wel erg dicht bij elkaar geplaatste exemplaren. Terwijl ik mopperend mijn ongenoegen uitte over het gevaarlijke zigzagparcours, wees Sandy mij er fijntjes op dat ik ook gewoon wat stiller zou rijden. Van zoveel wijsheid werd ik toch even stil. Recent heeft men ook dergelijke synthetische bloemperken misplaatst op één van mijn vaste wandelroutes, midden op het wandel-slash-fietspad. Dit om gemotoriseerde vierwielers te weren. Tot dan hadden daar altijd twee metalen hekjes gestaan, in dezelfde kleur grijs als het pad zelf. Het debiet aan fietsers dat er in het weekend doorstroomt is aardig groot, en ik vermoed dat er net een keer te veel zo’n wielrenner het hekje te laat heeft opgemerkt. Nu vertoeven er twee in opzichtigheid uitblinkende bloembakken. Het contrast met het fijne hekwerk van weleer is groot, eigenlijk excessief. Veel efficiënter is het geheel echter niet, af te lezen uit de diepe bandensporen die zich in de berm eromheen aftekenen. Ach ja, zonder verkeersremmingen zou de weg altijd maar rechtdoor gaan. En wat is daar nu aan?