Niets aan de hand

Herinnert u zich de lolo-bal nog? Ik wel. Stel u een rubberen dwergplaneet met planetoïdenring voor, waarbij u één halfrond tussen de voeten klemt (ja, zo’n kleine dwergplaneet), terwijl uw zolen op de ring rusten. Sla dat beeld even op, en animeer het met een debiel rondspringende gebruiker. De lolobal was pakweg 20 jaar geleden de meeste efficiënte manier om de nek te breken. Heel eventjes maar, want behalve een redelijk nutteloos gadget, was het ook nog eens een rage. En we weten allemaal hoe het rages vergaat. Hoelahoep, peng-peng, jojo, skatebike, silly putty, tamagotchi, punniken, … De kans is groot dat u voor één van deze prullen ooit uw ouders de oren van het hoofd hebt gezeurd. Totdat u de trotse bezitter werd, uw vriendenkring kortstondig in omvang verdubbelde (2 in plaats van 1), en u het kostbare kleinood al snel ergens in een hoek liet verkommeren. In dat opzicht is het een beetje vergelijkbaar met een orgasme, met de aankoop van het gadget als de metaforische climax. Niet dat de vrouw na dat hoogtepunt in de weg ligt ofzo, maar u snapt het idee. Het is ironisch genoeg veelal leuker iets te verlangen, dan het te hebben. De gemiddelde mens is, terwijl hij langzaam richting volwassendom dobbert, steeds minder vatbaar voor rages - de enkele uitzonderling daargelaten natuurlijk. Totdat op een gegeven moment in de directe omgeving kleine kinderen als paddestoelen uit de grond schieten. Dergelijke evolutie dompelt de volwassene dan wederom onder in de wereld waar hij al veel vroeger langzaam is uitgeklauterd. Een soort van wereld waarin Piet Piraat (“Schip ahoi-hoi-hoi”) en Megamindy (“is het een vogel, is het een vliegtuig?”) de scepter zwaaien. Toegegeven, eer dat mijn dochter de liedjes van K3 meezingt, zal er nog flink wat water naar de zee vloeien, maar een mens moet enigszins voorbereid zijn. Aldus ken ik nu reeds quasi alle Bumba-personages bij naam. Even ter duiding voor de kroostloze of simpelweg onwetende lezer: Bumba is een clown in een vrolijke gele jurk, met dikke zwarte randen rond zijn ogen. Ofwel zit de grapjurk offscreen flink aan de spuit, ofwel was de requisietenbouwer van dienst te lui om de beweegbare oogballen netjes af te werken. Gelukkig zien de meeste kinderen dat verschil niet. Zo’n pak lijkt me trouwens ook de ideale oplossing voor een ander wassend maatschappelijk probleem: de verveelde winkelbediende. U bent vast ook wel eens in een toko geholpen door personages met de levensvreugde van een kerstkalkoen. Duw die mensen in een Bumbakostuum, en die ongesteldheid zal voor de klandizie met een vrolijk smoelwerk gemaskeerd worden. Rages dus. In babyland duikt er weer een nieuwe op. Je kan tegenwoordig met een doe-het-zelf-pakket het handje of voetje van je telf vereeuwigen in gips. Voor zover gips al eeuwig meegaat. Dergelijke kit staat hier al enige tijd op zijn toepassing te wachten. Omdat Sterre groeit als kool, breken we op een dag toch de doos aan. “100% failure proof” staat erop. Hoe werkt het? Je boetseert met een soortement van klei een mal, en daarin druk je een stuk van je baby. Vervolgens haal je het stuk baby terug eruit, en vul je de achtergebleven leegte met gips. Een kind kan de was doen. Ergo klei ik een platformpje waarin we Sterre haar handje duwen. Het malle materiaal is echter redelijk stijf. Wanneer ik het handje loslaat, blijft er een zielige indruk achter, nauwelijks enkele millimeters diep. Ik duw het spul terug samen, modelleer het opnieuw en druk Sterres hand er nogmaals in. Nu wat steviger. De klei is niet onder de indruk. Na een paar keren proberen, heb ik het handje bijna tot moes geplet en is Sterre bijna aan het wenen. Ik besluit genoegen te nemen met het resultaat. Fase 1: check. Dan volgt fase 2, waar je het gips erin giet. Aanvankelijk heb ik het gips zo dik gemaakt, dat het een beetje vormeloos in de … euh… vorm blijft liggen. Ik giet alles terug eruit, verdun de boel met water en onderneem nog een poging. Omdat mijn sjabloon niet volledig waterpas is, loopt de helft nu aan één kant eruit. Snel boetseer ik de rand omhoog. Dan tik ik zachtjes tegen het geheel om de luchtbellen te bevrijden. Van de weeromstuit valt het randje eraf, en loopt wederom de helft van mijn gips weg. Enfin, na het nodige gepruts wacht ik een 30 min totdat de hand droog is. Als ik na dat half uurtje voorzichtig het verharde gips uit de vorm verwijder, breken achter elkaar, één, twee, drie vingers af. Dankzij de 100% onfeilbare Babyart, blijf ik achter met een gehandicapte ledemaat. Misschien leuk om daaarmee de mop over de mannen met van de houtzagerij te vertellen (5 pinten voor ons!), maar inlijsten gaat me net iets te ver. Een beetje verbouwereerd surf ik naar de site om te achterhalen wat er nu verkeerd gegaan kan zijn. De instructievideo laat niets aan duidelijkheid over. Onze modus operandi was volledig correct. Ik heb spijt dat ik ons eigen proces niet gefilmd heb. Dan had ik de fabrikant een alternatieve video kunnen aanbieden. In de bijsluiter zou dan staan: “Opgelet, er is ooit een Belg geweest die - zo moeilijk is het echt niet hoor - er toch in bestond de boel finaal te verprutsen”. De doos zou dan van rechtswege gelabeld moeten worden met “99% failure proof”. Ik ben een mislukkeling.