Openingen

Vroeger, toen men bij de term “wegwerpmaatschappij” nog aan de olympische discipline “wegwerpen” dacht (nee, ik vond hem persoonlijk ook niet zo sterk), was alles beter. Pak nu die 25 jaar oude AKAI-radio die hier in een hoekje staat te verkommeren. Het bakbeest heeft zowat alle lokale radiostations overleefd. Of die eikenhoutentafel die je best niet alleen optilt. Het is dat er geen olifanten in de buurt zijn, maar mocht dat wel zo zijn, dan ware zo’n aanstormende kudde voor dat meubel geen enkel probleem. Een atoomschuilkelder lijkt een kaartenhuisje naast dat monument van robuustheid. En zo kan ik nog wel even doorgaan, doch laat ik u hier vooral niet mee vervelen. Er is maar één ding erger als een oude, zeurende zak en dat is een oude, onophoudelijk zeurende zak (ik weet het, de witzen zijn vandaag niet zo scherp).

Sta mij ook toe mijn openingszin te verschonen, aangezien niet alles beter was. Het oude huis van waaruit deze onzin geschreven wordt, is daar een lichtend voorbeeld van. Tot niet eens zo heel lang geleden stond het sanitair hier gelijk aan een septische put in een koude schuur met een geglazuurde pot erboven. De andere nutsvoorzieningen beperkten zich tot wat met stof geïsoleerde stroomdraden die als lianen door de leefruimtes hingen.

Aan de meeste prangende aangelegenheden is kort na de aankoop een mouw gepast, zodat het momenteel mogelijk is om op een verwarmd én verlicht toilet het gevoeg te doen. Nu en dan komt er gelukkig wat budget vrij om ook de minder nijpende kwesties aan te pakken. In dat kader zullen binnenkort mensen die er meer van weten de ramen een upgrade komen geven. Tot dan moeten we ons tevreden stellen met enkel-beglaasd, vermolmd hout, voorzien van brede kieren en een isolatiewaarde die in het midden laat of het raam nu open dan wel dicht is. We ondernemen dus als het ware een upgrade van Windows 3.11 naar Windows Vista, voor de kenners. In eerstgenoemde was het ook altijd de vraag of je venster nou nog openging en laatstgenoemde kost ook meer dan je eraan zou willen spenderen.

De opwaardering is natuurlijk zorgvuldig gepland, inclusief onderzoekstraject (raad vragen aan een niet-deskundige vriend) en aanbestedingsroutine (offerte bij 1 partij aanvragen). Vooral die laatste fase heb ik bijzonder schrander aangepakt, al zeg ik het zelf. Met de wetenschap dat ik een slechtere onderhandelaar ben dan een Palestijn in bezet gebied, troon ik mijn schoonvader mee naar de finale besprekingen. Zijn onderhandelingstalent is namelijk legendarisch. Hij is er ooit in geslaagd op de lokale rommelmarkt mijn oude grasmaaier voor 10 euro te verkopen, terwijl er net een koopjesturk mijn aanbod van 1 euro had afgeslagen. Dit scenario zou niet misstaan in een kinderlijk fantasierijk Jommeke-album, edoch het betreft hier de trieste waarheid.

De verkoper kijkt een beetje verrast als we vier man sterk de toonzaal overrompelen: mijn vrouw, mijn schoonouders en ik. Ik voel me een beetje alsof ik met mijn vriendin naar een pretpark ga onder de auspiciën van haar ouders. Het is echter een heel duur pretpark en ik moet zelf betalen. “Ja, mijn schoonvader doet de afwerking”, verontschuldig ik me. Bij de prijsbespreking lacht de verkoper wat groen: “Ja, nu begrijp ik het. Afwerking, he…” Mijn professioneel onderhandelaar schuwt het grof geschut niet en voert precisiebombardementen op de prijsmarges van de ramenboer. Na een korte maar felle strijd capituleert de man. De mislukte accountants in mijn hoofd vieren ondertussen een bescheiden feestje. De rode cijfers zijn succesvol afgeweerd.

Ik heb het recent nog gezegd: delegeren is ook een kunst.