We schrijven de laatste werkdag van de week. Ten behoeve van de professionalisering is besloten tot het doorvoeren van een wekelijks evaluatiegesprek. Dat gebeurt op vrijdag, de dag van de tanende productiviteit. 3 man sterk begeven we ons naar een plaatselijke lunchgelegenheid in de stad. De slangenleren stoelbekleding geeft het etablissement een foute indruk. Als ik een junk was zou ik alleszins hier komen informeren waar ik het best kan scoren. Ze zouden me dan twee straten verder verwijzen, alwaar het ‘s ochtends aanschuiven geblazen is voor de methadon. Mijn baas schuifelt tussen een man en zijn hond door terwijl ik mij aan de andere kant van de tafel voor een stoel doorwurm. De stoel kan ik amper naar achter schuiven, want dan duwt hij tegen een andere stoel, die onder tafel door nog een stoel aantikt en de klant die op de stoel daarachter zit, wil ik niet storen. Op een of andere manier slaag ik er toch in te gaan zitten. Rechts kijk ik uit een groot raam. Of misschien is het andersom: voorbijgangers kijken hier naar binnen als betrof het een levensgroot terrarium: “Kijk hoe lief! Ze eten Club Kip”. Tijdens het evalueren zie ik in mijn ooghoek de man met de hond zijn krant lezen. De man leest, de hond ligt. Het betreft een dagblad dat nog niet op tabloid-formaat is overgestapt. Het gezellige tafereel krijgt extra cachet dankzij de alomtegenwoordige theelichtjes op de tafels. Ook niet in het minst omdat, terwijl de man nietsvermoedend de linkerbladzij monstert, een theelichtje tevoorschijn komt door de rechterbladzij. De man krijg het in de gaten en probeert het gat uit te blazen. Mocht hij wat vaker barbecuen, dan had hij geweten dat de term “aanblazen” meer van toepassing is. Het vuur grijpt razendsnel om de rest van de krant. Ten einde raad rent de man de tent uit met de nog hevig brandende restanten in zijn handen. Het moet een vreemd zicht geweest zijn voor toevallige voorbijgangers. Het enige dat me na dit voorval te binnen kon schieten, is: “hey, eindelijk nog eens wat leuk voer voor mijn blog…”