Maandagmorgen. Voordat ik mijn fiets uit de stal bevrijd, zoek ik nog haastig mijn sleutels. Nergens zijn ze te vinden. Dit is zo een moment waarop ik mijn koninkrijk voor een paar extra grijze cellen zou inruilen. Ik weet precies wanneer ik mijn sleutelbos nog had, en wanneer ik ze niet meer had. Alleen dat ene cruciale moment waar ik ze op een ongetwijfeld zeer handige plaats heb gelegd, zodat ik ze later makkelijk zou terugvinden, dat moment dus, ben ik vakkundig vergeten. Zonder sleutels stap ik uiteindelijk toch maar op mijn tweewieler… om er 500 meter verder achter te komen dat ik mijn portefeuille en gsm niet bij heb. Ik had ze klaargelegd op een heel handige plek waar ik ze zeker niet over het hoofd zou zien bij het vertrekken. Ik maak rechtsomkeer terwijl de kale plek op mijn hoofd weer een millimeter opschuift. Naar achter welteverstaan. Mobiel bereikbaar en wettelijk identificeerbaar verlaat ik even later voor de tweede maal het huis. Omdat het slechte begin van de week wat kracht bij te zetten, gaan de hemelsluizen ook nog eens open. Op een schaal van 1 tot 10 zakt mijn humeur naar 5. Onderweg twijfel ik even of ik de omleiding neem of dat ik mij door de modder langs de graafmachines wurm. Ik speel op veilig, en sla een richting uit waar ik niet helemaal vertrouwd mee ben. Vervolgens slaag ik er twee maal in op dezelfde wegenwerken uit te komen. In gedachten storm ik wild in het rond schietend de werf op, maar in werkelijkheid draai ik met een diepe zucht nogmaals 180 graden om nog enkele honderden nutteloze meters door de modderplassen te ploeteren. Het debacle kost me 10 minuten reistijd. In de stad aangekomen hang ik achter een brommer. Terwijl ik bij mezelf overloop wat er vanmorgen al allemaal mis is gegaan, knijpt de bestuurder zijn rem dicht voor een flauwe bocht. Eigenlijk wil ik schreeuwen: “hier hoef je niet voor te remmen, sukkel!”, maar ik heb het te druk met zelf op tijd te vertragen. Als ik van de weeromstuit op mijn trappers ga staan om weer vaart te maken, schiet mijn ketting tussen mijn frame en mijn tandwielen. In mijn hoofd weerklinken enkele luide vloeken die ik niet uitspreek. Ik ben nu eenmaal geen complete holbewoner. Uit ervaring weet ik dat ik gereedschap nodig heb voor de ketting, dus leg ik de laatste kilometer te voet af. Op het werk krijg ik een uitzonderlijk vriendelijke begroeting van een collega. Het is onwaarschijnlijk dat zijn opgewektheid te wijten is aan weekendsex, want de goede kerel is vrijgezel. Neen, der verantwoordelijkheid voor zijn gemoedstoestand blijkt te liggen bij winst van Genk en gelijkspel van concurrenten Anderlecht en Brugge. Kon ik mij ook maar vrolijk maken om een stuk rond leer dat heen en weer rolt over het gras. Ach ja, ieder zijn afwijking. Ik ben blij dat er toch iemand deze week goedgemutst aanvat.