Sissend zwaaien de deuren van de bus voor mijn neus open. Vanop het asfalt grijp ik naar mijn broekzak, tover mijn zwartleren portefeuille naar boven en start een zoekactie: credit card, beveiligings-ID, Nederlands bankkaart, Belgische bankkaart, paspoort… telkens opnieuw moet ik mijn volledig zakarchief uitvoerig doorploegen om de zogenaamde “Z-kaart” te lokaliseren. Met de papieren magneetkaart in de aanslag, bestijg ik de bus. Ik voer de kaart aan een geel apparaat dat afwachtend “piep-piep?” vraagt. “Maastricht”, antwoord ik half aan het apparaat, half aan de buskapitein. Deze heeft qua fysieke kenmerken iets weg van een Indische Spanjaard uit Marokko, en anders zou zijn foto toch niet misstaan tussen die van de kapers van nine-eleven. Voor de goede verstaander: geen waarde-oordeel, slechts een vaststelling. Het duurt enkele seconden voor mijn woorden iets activeren in zijn brein. Hij kijkt op van zijn documenten en toetst “2” op een klavier, waarop het gele apparaat mijn kaart terug uitspuwt. Zo gemakkelijk ben je een euro armer. Terwijl ik door de middengang naar achter wandel, steek ik in één beweging mijn kaart in mijn portefeuille, die op zijn beurt fluks terug in mijn broekzak verdwijnt. Aan deze actie is enige oefening vooraf gegaan, maar ze is nodig om tijdig de handen vrij te hebben. De schok van een optrekkende bus zorgt namelijk steevast voor het nodige evenwichtsverlies. Vraag maar aan al die gratis rondreizende bejaarden. Je ziet zulks ook altijd van mijlenver aankomen: oude, slecht ter been zijnde vrouw raakt nog net op eigen kracht in het voertuig, toont haar pensioenpas (of wat ze ook moet laten zien), en maakt vervolgens bijna kennis met de vloer omdat de bus alweer vertrekt. Ik verdenk de chauffeurs van sadistisch opzet, maar echt staven kan ik dat niet. Maar goed, we rijden, en dat is tenslotten waar het om … euh … draait in het publieke transport. Vanop mijn zitplaats kan ik nog net een affiche lezen waarop in het groot “Busdankt” staat. Ik weet niet zeker of ik moet lachen of mij zorgen moet maken om de aanhoudende inspiratiedroogte bij onze reclamemakers. Dergelijk flauwe woordspeling zou ik zelfs niet durven opperen in intieme vriendenkring, waar ik er nochtans om bekend sta. Aan de grensovergang staat een vrouw een bushokje te bemannen, duidelijk met de bedoeling het openbaar vervoer te benutten. Volgens mij zit de bestuurder nog steeds met de neus in zijn route, want hij rijdt de dame straal voorbij. Een ongetwijfeld sociaal ingestelde reiziger werpt wat woorden naar voren die het voertuig schielijk doen halthouden. De wachtende reizigster wandelt doodgemoedereerd de extra honderd meter. Als ze instapt, glimlacht de chauffeur verontschuldigend. De rit hervat zich, maar al snel duwt een zwarte vrouw met weelderig veel prachtige vlechtjes op de halteknop. Ik vermoed ten behoeve van slechthorenden en slechtzienden, gaan respectievelijk een rode lamp branden en weerklinkt een belsignaal. Ik moet denken aan de toonbank met het belletje waar Basil Fawlty regelmatig op stond te rammen en aan de daarop verschijnende Manuel waarop dan ook geramd werd. Deze laatste zijn sullige “I known nothing” is alleszins van toepassing op de chauffeur als die onverstoorbaar de volgende stopplaats voorbijrijdt. “Halte!”, roept de negerin naar voren. En voor de tweede maal deze rit gaat het rempedaal tot op de vloer. Het vage vermoeden rijst bij mij dat dit de eerste maal is dat de bestuurder deze route aandoet. Zeker weet ik het wanneer hij op een rotonde verkeerdelijk rechtdoor wilt rijden. Enkele passagiers vooraan zagen de bui al hangen, en corrigeren nog net op tijd. Langzaam draaien we terug weg van de afslag, omzichtig obstructies zoals lantaarnpalen en fietsers ontwijkend. Het gezelschap vooraan in de bus besluit het zekere voor het onzekere te nemen, en signaleert vanaf nu consequent het vervolg van de route. Onwillekeurig moet ik weer aan de kapers van 9/11 denken. Om zich voor te bereiden op hun zelfmoordaanslag, namen zij lessen in een vliegschool, waar zij vreemd genoeg niet hoefden te leren opstijgen of landen. Vliegen was genoeg. Mijn gedachten dwalen af naar een fictief scenario waarin enkele donker gekleurde aspirant-chauffeurs van De Lijn rijlessen krijgen. Ze verfijnen zich in het precisiemanouvreren, maar zijn verder niet geïnteresseerd in routes of reizigers. Dan, enkele maanden later, dirigeert zo’n terrorist zijn voertuig in de plaatstelijke markt. Fictief scenario, want een paar minuten later sissen de deuren weer open en sta ik veilig en wel terug in de open lucht.