Groene flikker

Naar goede gewoonte vertrek ik net iets te laat op het werk. Het is een vervelende hebbelijkheid, waardoor ik regelmatig de afstand naar de bus al rennend afleg. De klok tikt vandaag echter net iets minder genadeloos, zodat ik met een stevige tred volsta. Als ik de hoek omdraai, licht een kleine honderd meter verder een groen mannetje op. Teneinde geen zinloze minuut voor het rood te hoeven dralen, zet ik een spurt in. Handig laveer ik tussen scheve stoepranden, verkeerd geparkeerde banken en hinderlijke fietsers. Die laatsten verdenk ik er overigens van bewust een zodanige slakkengang aan te houden, dat ze gegarandeerd mijn vlotte doorgang versperren. Terwijl ik mijn atletisch lichaam op acrobatische wijze langs alle obstakels loods, begint het groen mannetje te flikkeren. Ik bevind mij op dat moment nog op een 20-tal meter van het bewuste licht en trek de sprint nog wat harder aan. Als ik over het het zebrapad vlieg, is het groen demonstratief verdwenen. Doch niet getreurd, ik geraak aan de overkant zonder bandensporen over mijn wangen. Onderwijl ik echter op flagrante wijze de verkeersregels aan mijn laars lapte, begon tien meter verder nog een groen mannetje ostentatief te flikkeren. In een fractie van een seconde moet ik nu beslissen of ik mijn actie herhaal voor de volgende oversteek. Het moet gezegd: burgelijkerlijke ongehoorzaamheid is doorgaans niet aan mij besteed en het aandoenlijk opvolgen van regeltjes zonder ze in vraag te stellen, ligt in mijn aard. Maar in bekende verkeerssituaties, durf ik het heft wel eens in eigen handen nemen. Aldus schiet ik fluks in de volgende versnelling, en binst die actie ontwaar ik aan de overkant een witte motor. Het is al schemerdonker, maar dat heeft geen vat op de herkenbaarheid van de gemiddelde politieagent. De man doet, hoe kan hij ook anders, teken. Ik bedoel: mij laten doorlopen zou hem waarschijnlijk medeplichtig maken aan een misdrijf.

  • “Moet u ergens naar toe?”

Met zo’n vraag kan je alle kanten op, maar een beetje mensenkennis stuurt dat meestal wel de goeie richting uit. Het is niet het moment om te ontkennen en grappend te repliceren dat ik al een half uur rondjes over het kruispunt ben aan het lopen.

  • “Ja, ik moet mijn bus hebben”

Beleefd blijven tegen agenten voorkomt misschien geen boete, maar ik vermoed dat schelden nog minder helpt. Een “mijnheer de agent” kan ik gelukkig nog inslikken. Er zijn grenzen.

  • “U loopt zo 2 keer door het rood”

Technisch gezien valt er geen speld tussen te krijgen en ik voel mijn gelaat er dienovereenkomstig beteuterd bijliggen. Stamelend lanceer ik de potsierlijke apologie:

  • “Euh… bij het eerste licht was-ie nog aan het flikkeren”

Mijn verweer klinkt hardop gesproken zo mogelijk nog pathetischer dan in mijn hoofd. Ik heb nu verschillende opties. Ik kan de motor omduwen en snel weglopen. Tegen de tijd dat de ordehandhaver terug recht is, zit ik veilig op mijn bus Ik kan echter ook gewoon de vermoorde onschuld blijven spelen. Met het oog op mijn blanco strafblad, besluit ik eieren voor mijn geld te kiezen en voor deze laatste optie te gaan. De agent blijkt opperbest gehumeurd. Met een vaderlijke blik die ouders normaal bovenhalen als ze hun kind, na een uitgebreide preek, een misstap vergeven, sust de man:

  • “Kom, ga je bus maar halen”

Een kleine minuut later zit ik zonder bon toch nog op het openbaar vervoer. The gods must be crazy.