Geen bal

Al enkele maanden geleden, ruim drie om niet zo precies te zijn, had ons jaarlijkse kinderkamp plaats. Met ‘ons’ bedoel ik dan: alle mensen die zo gek zijn om vrijwillig 12 dagen een vakantie te nemen die er geen is. Toegegeven, het is goedkoper dan de gemiddelde Centerparcstrip, maar ook lichtelijk uitputtender. Op dergelijke kampen is het namelijk de bedoeling dat valide en -andersvalide kinderen samen 10 onvergetelijke dagen beleven waarbij nachtrust voor de begeleiding een vies woord is. Het kamp gaat desalniettemin gedrenkt in een bijna sektarische gezelligheid die iedereen aan het eind doet beloven mekaar snel weer terug te zien. Omdat we beseffen dat zo’n belofte zelden waar wordt gemaakt, organiseren we al even jaarlijks het ‘Terugkombal’. De trouwe lezer is hier wellicht al mee bekend. Blijft u echter vooral doorlezen, het promopraatje is zo voorbij. Op het bal zijn ook andere vrijwilligerswerkingen uitgenodigd, wat meestal resulteert in een allegaartje van heen-en-weer-wiegende mongolen en rollend materieel. Ik noem nu het sydnroom van Down en rolstoelers als pars pro toto, daar menigeen er een mentale projectie bij heeft, maar in feite staan onze vakanties open voor alles met een IQ tussen 0 en 1000. Nu, de laatste jaren neemt, om ons nog onbekende redenen, de populariteit van het bal af. Als de omzet de frieten van de vrijwilligers en de huur van de zaal dekt, spreken we van een geslaagde avond. Het pijnlijkst is dit voor de deelnemers die naar een vette fuif menen te komen en in een halflege zaal stranden. Alsof je maanden uitkijkt naar dat concert van DJ Tiësto, en het dan met herhaling op MTV moet stellen. Verondersteld dat je de muziek van Dhr Verwest naar hoge waarde schat, uiteraard. Ik ben geen alleszins geen fan, maar John Miles als voorbeeld was zo ongeloofwaardig geweest. Niet dat ik dan wel spontaan een vreugdedans lanceer bij “Music was my first love”, maar ik dwaal af. Om kort te gaan: een zaal voor 500 personen doet wat troosteloos aan met de aanwezige 50 man. Ik besluit dan maar even een praatje te slaan met die ene aanwezige mentaal andersvalide deelnemer aan ons kamp. X is een beetje een schuchtere jongen, die echter wel voor een dans te porren is. Letterlijk dan, want uit zichzelf zoekt hij de dansvloer niet op. Hij vertelt over die jongen op het internaat die de leerkracht geslagen heeft. En nu is die jongen geschorst. Er zijn blijkbaar wel vaker problemen met het kereltje, want die jongen heeft ook ooit gezegd dat de klas van X allemaal mongolen waren. Pars pro toto, monkel ik bij mezelf. De avond kabbelt langzaam voorbij, als ik word aangeklampt door een licht ontzette vrijwilligster. Ze int al de hele avond de schaarse inkomgelden en had dus goed zicht op de aanwezigen. Nu heeft ze Y al een tijdje niet meer gesignaleerd. Een kleine achtergrondschets van Y is hier op zijn plaats. Hij is een beetje een meubelstuk van het bal. Een vast waarde waar ik geen absoluut IQ op kan plakken, maar het elementair Nederlands waar hij zich van bedient, komt er half grommend, half mompelend uit. Ik versta het niet altijd, maar dat kan volledig aan mijn desintegrerende middenoren liggen. Y giet ook graag een pint bier naar binnen. Of twee, drie, vier… how, stop, geen alchohol meer voor die jongen! Enfin, tegen dan heeft-ie meestal al joviaal tegen enkele vrouwenbillen gekletst. Ik maak me niet meteen ongerust over Y’s verdwijning. In het begin van de avond was hij al een half uur zoek. Terwijl ik zijn naam op de toiletten riep, kwam hij toen doodgemoedereerd het hokje uit waaien, zijn broeksriem aanspannend onder een geërgerd “Wat is’t?” Zodoende sta ik even later weer op de sanitaire voorzieningen zijn naam te scanderen. Deze keer geen antwoord. Y blijkt echt verdwenen. We besluiten het aanpalende café te checken, en ja hoor. Door het matglazen figuur op de deur ontwaren we het onmiskenbare silhouet van een tooghangende Y. Helemaal ongelijk kan ik hem niet geven. Terwijl de fuif in ‘volle gang’ was, heeft hij meermaals geïnformeerd wanneer het ging beginnen. Ons teleurstellend ‘jamaar, het is al bezig’, moet hem moegetergd hebben. Y’s vastberadenheid indachtig, sla ik een amicale arm om hem heen en tracht ik hem rustig maar duidelijk te overreden ons te vervoegen. Mijn perfect gerichte overtuigingskracht ketst echter af op zijn kogelvrije logica. In het café is het veel gezelliger. Dan richt ik mij naar de barkeeper, die ongetwijfeld vreemd opgekeken moet hebben bij Y’s binnenkomst. Op mijn vraag, antwoordt de kerel wat Y achter de kiezen heeft: “Twee Westmalles”. Mijn trieste blik houdt halt bij het onbestemde glas bier dat nu voor Y staat. Zijnde geen Westmalle. Ik sta nu zelf voor de hartverscheurende keuze: iemand halen waarvan ik weet dat die Y kan overtuigen of me samen met Y laveloos zuipen. Vliegensvlug elimineert mijn verstand die laatste optie. Irritant verantwoordelijkheidsgevoel ook!