Het komt voor in de beste families: verjaardagsfeestjes. An sich is er met zo’n partij op zijn tijd niets mis, maar het proces dat eraan voorafgaat is immer pijnlijk. Meer specifiek: de procedure die start vanaf het moment dat de uitnodiging op de mat valt. Je kan namelijk niet met lege handen op dergelijke invitatie ingaan, en dus maak je jezelf wijs dat er een leuk, origineel en bovendien budgetvriendelijk cadeau aan te pas komt. Leuk, zodat men het vrijwillig gebruikt, en niet bijvoorbeeld enkel uit de kast haalt wanneer jij op bezoek komt. Origineel, omdat nu eenmaal iederéén wel een mok met zijn naam heeft. En budgetvriendelijk omdat het weer tegen het einde van de maand aanloopt. Onnodig te vermelden dat deze drievuldigheid schier onverenigbaar is. Ergo staan Sandy en ik afgelopen zondag ergens voor een deur met aan de ene kant Sterre en aan de andere kant een doos in oranje inpakpapier van de Fun. Dat past, want we zijn in Nederland. Dat oranje bedoel ik. Een Nederlander zou nog zijn politieke voorkeur omgooien, al was het maar om oranje te kunnen stemmen. Maar we zitten in Limburg, dus de kleur van ons inpakpapier is iets minder relevant, aangezien ook in Nederland Limburg geen volwaardig landsonderdeel is. Misschien dat beide Limburgen zich daar ooit nog in vinden. Inpakpapier als politiek statement. Edoch ik divageer flink benevens de kwestie. De deur zwaait open en er krioelen een paar kinderen heen en weer. Drie om precies te zijn, waarvan één jarig. Ik reik het cadeau aan dat we toch nog met opvallend gemak in de speelgoedwinkel hebben kunnen kiezen. Bedreven scheurt het meisje, dat vier wordt, in de daaropvolgende seconde(n) het inpakpapier weg. Dat heeft ze vast al vaker gedaan vandaag. Dan bekijkt ze eerst een beetje verongelijkt iets wat door moet gaan voor een frietketel, in fel rood en geel. Het lijkt mij overbodig te stipuleren dat de plastieken friteuse niet met echte frituurolie werkt, laat staan dat je er aardappelfrieten in kan bakken. Desalniettemin lijkt het apparaat een schot in de roos. Je kan een timer instellen die piept als de virtuele frieten klaar zijn. Tijdens het bakken hoor je dan het imaginaire vet bruisen. Ik heb het ook niet verzonnen. Ergens ben ik wel blij dat we voor een speelgoedexemplaar gegaan zijn, want al snel wordt er geëxperimenteerd met Matchboxauto’s en andere oneigenlijke attributen. Ondertussen slaat Sterre van bij Sandy op de arm alles goedkeurend gade. Niets dat doet vermoeden dat haar gemoedelijke stemming plotsklaps zal omslaan in een onbedaarlijke huilbui. Met name wanneer één van mijn tantes haar probeert over te nemen. Het duurt even voordat het gejammer terug verstomt en elke blik van mijn tante wordt steevast beantwoord met opnieuw die afkeurende pruillip. Ongeveer hetzelfde scenario herhaalt zich met mijn drie andere tantes. Sterre zet het telkens op een wenen alsof ze een driekoppig monster met schubbige tentakels voor zich heeft. Een beeld dat, laat ik maar even duidelijk zijn want ze lezen mee, niet volledig strookt met de werkelijkheid. Als ik mijn dochter even overneem, nestelt zich een indringende poepgeur in mijn neusslijmvliezen. Ik zoek snel een verschoningskussen op, en start het luier-uit-zalf-op-luier-aan-protocol. Tijdens de eerst fase moet ik echter al verstek laten gaan. Bij wijze van duiding: vanmorgen vertelde ik nog overmoedig tegen Sandy dat mijn vlees en bloed allang niet meer zo hard gescheten had dat ik haar volledig moest verschonen. Ik had natuurlijk moeten weten dat die uitspraak als een boemerang terug in mijn gezicht zou ontploffen. Om kort te gaan: ik sta dus te sukkelen met twee babybeentjes in één hand, een kwantumhoeveelheid natte doekjes in de andere en een bruin gevlekt verschoningskussen onder dat alles. Oh ja, daartussenin nog een huilende baby. Hulp zou welkom zijn, maar vanuit deze ruimte kan ik Sandy niet roepen. Onderwijl ik zo op redelijk hulpeloze wijze sta te prutsen, komt de jarige vragen waarom Sterre zo veel huilt. Ok, ik zou nooit over mijn lippen krijgen: “Omdat het een kutkind is!”, en al zou dat wel zo zijn, dan nog alleen maar ongemeend en in een opwelling van opgekropte frustratie. Dus leg ik omstandig uit hoe alles nog nieuw is voor de baby en dat ze nog een beetje bang is van het onbekende. Het blijft echter toch een beetje oneerlijk hoor. Voor mij is dit ook allemaal nieuw en onbekend. Maar zie je bij mij ooit de poep onder mijn hemd vandaan komen?