Er was een tijd dat, wanneer je in je kennissenkring verkondigde dat je een dotmatrixprinter bezat, je enkele treden op de sociale ladder steeg. Op die ladder stonden de mensen zonder elektrische huishoudtoestellen helemaal onderaan. Die kant van de ladder is in al die jaren de facto niet veranderd, maar bovenaan heeft men inmiddels flink wat sporten bijgetimmerd. Laat ik echter even bij die goeie ouwe tijd blijven, toen een kopieermachine nog even zeldzaam was als een Belgisch regeerakkoord. Scholen zetten toen en masse stencilapparaten in voor het fabriceren van hun toetsen. Dat resulteerde in een typische typografie, die je nu alleen nog maar vindt in een bad van nostalgie. Een stencil kent geen nuance. Het is wit of zwart, maar niet grijs. En als het toch grijs moet zijn, dan maar wit of zwart. Meer dan eens was hierdoor het gaatje van de ‘e’ pikzwart of plakten twee letters onherkenbaar aan elkaar. Als kind ontgaat de charme van zo’n snerttoets je uiteraard volledig en wel ten koste van de iets meer prangende vraag hoθvθθl θppθls Jθn nog in zijn hθndθn hθθft θls hij θr 2 vθn dθ 3 opθθt. Ik heb nog persoonlijk mijn vulpeninkt over ettelijk zulk invulblad uitgesmeerd. Dat gebeurde als je met de zijkant van je hand over het vel wreef voordat de inkt droog was. Meestal per ongeluk. Het was dan zaak om met je “tintenkiller” de overvloedige inkt van het papier en van je hand weg te stippen. Stinken dat die stift deed en als direct gevolg ook je hand! Ik vermoed dat die ondingen nog steeds bestaan, ik weet alleen niet in welke geuren. Het was ook in die tijd, dat ik mijn eerste betaalde job verwierf. Ja, ik was het bijna zelf vergeten, maar ik moet een 9 à 10 jaar geweest zijn - kinderarbeid was iets van de negertjes in Afrika. De wereld bestond in ieder geval nog uit goeden en slechten, en meisjes waren nog gewoon jongens zonder een piemel. Op de een of andere manier was ik erachter gekomen dat ik geld kon verdienen met het rondbrengen van een lokaal weekkrantje. Dat leverde, als ik het mij goed herinner, 1 volledige Belgische Frank op per bezorgd exemplaar. Aldus crosste ik wekelijks op mijn speciaal daarvoor uitgeruste BMX de hele wijk door, waarbij de truuk eruit bestond in 1 beweging het bundeltje uit de stuurtas te grissen, de brievenbusklep open te zwieren, en het papier door de gleuf te projecteren. Dit alles zonder een voet op de grond te zetten, wat natuurlijk nooit langer dan 3 brievenbussen lukte. Ik heb er mijn BMX-vaardigheden aan overgehouden, als daar zijn: stuur ronddraaien tijdens het rijden, ter plaatse springen, achterstevoren rijden, … Toegegeven, dat laatste was niet echt noodzakelijk, maar het stond zo stoer. Wie hier heden graag een demonstratie van zou genieten, moet ik weliswaar teleurstellen. Niet dat ik de behendigheid verloren zou zijn - maakte hij zichzelf wijs - maar thans zou het ronddraaien van een fietsstuur geheid resulteren in een buikvliesruptuur of iets dergelijks. De vetmassa in mijn lichaam verspreidt zich namelijk veelal naar onpraktische plekken. Nu, het krantje dat ik verspreidde, bevatte vooral lokale annonces. En, zoals wel vaker het geval met lokaal nieuws, die berichtgeving was redelijk schaars. Men volstond er daarom in drie A4-bladen samen te vouwen en in het midden vast te nieten. Dan spreken we van een goed gevulde editie, ik moet zeggen, in een kwaliteit superieur aan de gangbare stencil. Ter bladvulling werden autochtonen regelmatig aangespoord een verhaal te doen. De relevantie van het relaas was ondergeschikt aan de mooie bladspiegel. Wat veel zegt als je weet dat de bladspiegel er meestal tamelijk beroerd bij lag. Wekelijks deed ene Meester Johan, die zich duidelijk geïnviteerd voelde door de vele witruimtes, aldus kond van zijn zielenroerselen. Ik noem hem of haar voor het gemak maar even Meester Johan. Dat praat wat makkelijker voor de privacycommissie. Meester Johan dus persisteerde in zijn zelfopgelegde opdracht, waarbij hij elke week een stukje proza opleverde dat zijn gelijke niet kende. Ik moet eerlijk bekennen dat ik destijds de waarde ervan zelf moeilijk kon inschatten, edoch elke woensdag, op verschijningsdatum, pakte mijn vader het tijdschrift hoofdschuddend ter hand. Ik weet nog steeds niet waarom zijn hoofd het hardste bewoog: de belerende toon waarin gratis levenslessen werden uitgedeeld, of de stijl-, grammatica- en spelfouten waarmee de onderrichting doorspekt was. Vader had natuurlijk gelijk: je leert niet kantklossen van een metselaar. Meestal toch niet. Anderzijds zijn stropers de beste boswachters. Waarom dat hier niet helemaal lijkt op te gaan, moet ik u even schuldig blijven. Maar op de keper beschouwd, was die beste man daar aan het bloggen avant la lettre. Ga maar eens na. Hoeveel dorre onzin heb ik op deze site al gepost? Wekelijks! Hoeveel spelfouten hebben reeds voor uw ogen een triomferende rondedans gedaan, soms discreet, soms flagrant? En laten we wel wezen, taal op het net is heden sowieso ondergeschikt aan vorm en inhoud. Met andere woorden, op een subliminale manier is Meester Johan misschien wel gewoon de geestesvader van het aanhoudend geschrijfsel dat hier in uw gezicht spat. Daarom, ere wie ere toekomt: Bedankt Meester Johan!