Producten ontwerpen is geen sinecure. Er bestaan daar gespecialiseerde opleidingen voor waardoor er mensen rondlopen die zich met recht productontwerper mogen noemen. Door de bank genomen zijn dat waarschijnlijk duurbetaalde deskundigen die een kosten-batenanalyse vaak niet doorstaan. Getuige daarvan de massa’s maaksels met fundamentele manco’s, wellicht gemaakt door hetzij zelfoverschattende hobbyisten, hetzij sadistische productontwerpers die plezier scheppen in de misconcepties. Zoals Frankenstein zijn monster koesterde, zeg maar.
U volgt niet helemaal? Laat ik mijn grieven illustreren met een voorbeeld. De pashokjes in een klerenwinkel. Het begint al met de dimensies. De laatste keer dat ik de demografische statistieken opvroeg - toegegeven, heel vaak gebeurt dat niet - leefden de Pygmeeën nog hoofdzakelijk in Afrika. Dat dwergvolk zou zich met gemak in groep kunnen omkleden in zo’n opgewaardeerde bergplaats.
Niet zo de gemiddelde Europeaan. Als je bukt om je schoenveters los te maken, botsen je billen tegen de zijwand en beukt van de weeromstuit je hoofd tegen de andere wand. Bovendien gaat men er prat op het geheel zodanig van gordijnen te voorzien, dat de toevallige passant altijd wel een glimp van je naakte torso of erger kan opvangen. Hoe je het stof ook om de rand vouwt of dubbel achter een haak tracht te hangen, steevast gaapt er nog zo’n peepshowopening. In gedachten vraag ik dan altijd de vriendelijke winkeljuffrouw om het gordijn vast te komen houden, maar aangezien ik uitsluitend samen met mijn vrouw winkel, verzaak ik daar meestal aan. Eigenlijk altijd.
Waarom ik nooit in mijn eentje kleren koop, is weer een heel ander verhaal. Laten we het erop houden dat enerzijds een representatief voorkomen iets is waar je niet lichtjes overheen gaat en, anderzijds, ik de tijdsinvestering in shopactiviteiten zo veel mogelijk probeer te beperken. De zeldzame keren dat ik dus een kledingwinkel betreed, doe ik dat het liefst onder professionele begeleiding.
Er bestaat overigens nog een variant op de pashokfrustratie. Er is namelijk nog een publieke plaats waar je wel eens een garderobewissel moet uitvoeren. Neen, ik heb het niet over de plaatselijke parenclub, maar het zwembad. De veel te kleine hokjes aldaar faciliteren nu ook niet bepaald in het omkleedproces. De echte problemen treden echter pas op wanneer je klaar bent met zwemmen. Dan sta je daar, druipend van het chloor, in die claustrofobische ruimte met je zwembroek op je enkels, bedenkend hoe je dit keer je tenue zal switchen. Immers, vanuit die situatie is het schier onmogelijk om met droge kleren én droge voeten het pand te verlaten.
Het liefst trek je namelijk je broek aan over je droge voeten, anders wordt-ie nat. Je broek, bedoel ik. Dus haal je de handdoek over je poten. Alleen, het is geen optie om daarvoor terug op de vloer te gaan staan, want dan zijn je voeten weer nat. Je hebt nu twee keuzes. Óf je trekt toch gewoon staand je broek aan, terwijl die zowel over de natte grond sleept als langs je - opnieuw - natte voeten glijdt. Óf je neemt plaats op het smalle bankje en begint je buikspieren op de proef te stellen met je benen vooruit. In die positie probeer je vervolgens beide pijpen rond je benen te halen, liefst zonder dat ze over de natte grond slepen. Een variatie hierop kan zijn: op het bankje gaan staan en aldus balancerend de kledingstukken aan te schieten. Afhankelijk van je leeftijd kan je voor één van beide opties gaan.
Mitsgaders kan je de moeilijkheidsgraad andermaal omhoogkrikken door een baby mee te nemen. Zo’n zuigeling komt eveneens met fundamentele ontwerpfouten, waarvan de belangrijkste: het ontbreken van een haak op de rug. Even je kind aan de muur hangen, is er dus niet bij. De omslachtige procedure die dat met zich meebrengt, ga ik hier niet verder uit de doeken doen. Dat zou zijn alsof Coca-cola plots zijn recept op internet zou publiceren. Wie echter nieuwsgierig is, mijn rekeningnummer is op aanvraag verkrijgbaar.