Het heeft zo zijn voordelen een halve Indo te zijn. De generatie van mijn moeder draait de hand niet om voor een copieuze maaltijd meer of minder. In de praktijk betekent dat op regelmatige basis genieten van Nasi, Saté, Babi Ketjap en dies meer. Dat staat wel in schril contrast met de zweetvoetengeur die de bereiding met zich meebrengt. Een kenner identificeert meteen trassi als de boosdoener, een essentieel maar gruwelijk stinkend ingrediënt. Wie argeloos en zonder professionele hulp netjes het kookboek volgt, zal tijdens het toevoegen van het zweetvoetenextract vermoeden dat hij zijn gerecht om zeep helpt. Maar niets is minder waar, zoals ik vorige maandag weer heb mogen getuigen. Onder het genot van een feestelijk maal, werd er in familiekring weer gezellig bijgebabbeld. Op de achtergrond liep Jonas, zoon van mijn zus en mijn petekind, zijn ballonfetisj te etaleren. Een buitengewone fascinatie voor de rubberen luchtzak doet hem hele dagen met die dingen rondlopen. Als de juf in het eerste leerjaar ooit vraagt wat hij wil worden, is het antwoord ongetwijfeld “ballonnenverkoper in een pretpark”. Hopelijk hoeft hij zijn beroepskeuze niet tijdens een laagconjunctuur te maken, want dan hoeft de realiteit er niet per se ver naast te liggen. Tot dan heeft hij echter nog genoeg tijd om luchtkastelen bij elkaar te dromen. Over reality gesproken (ja, ik weet het, maar ik moet toch op een manier een bruggetje maken). Afgelopen weekend vond de ontknoping van de zoveelste commerciële realitysoap plaats: “Undercover Lover”. Om het IQ van de kandidaten tegemoet te komen, is de opzet van het spel simpel gehouden: de helft van een koppel moet zich 2 weken lang in een gemengd gezelschap als vrijgezel voordoen. Wie niet door de mand valt, wint de prijzenpot. Ik heb geen enkele aflevering gezien, maar bij het slot moest ik toch regelmatig hardop lachen. De dekhengst die gedurende zijn verblijf de ene gerichte zaadlozing na de andere pleegde, zag € 100 000 aan zijn neus voorbij gaan, ten faveure van een jongen die maar 2 blote tepels van dichtbij had gezien, namelijk die van zichzelf. Dat is alleszins het verhaal dat de regie van de beelden heeft gebreid. Ik geloof het graag, want het biedt perspectief op ongebreideld, tevens entertainend leedvermaak. Ik kan het de anti-macho in mij wel vergeven. Regelmatig word ik immers geconfronteerd met haantjesgedrag of behaviorale afwijkingen die een plaatselijke evolutionaire stilstand suggereren. Van de week zag ik bijvoorbeeld een buschauffeur omstandig een kauwgom manipuleren met zijn mond. Dan vraag ik mij meteen af: wat drijft zo iemand? Zijn er hele bevolkingslagen waar het lawaaierig open-en-dichtklappen van de mond een sociaal gebeuren is? Uit de man zo zijn virtuele schreeuw om aandacht? Of heeft hij gewoon een blokkage op zijn gezichtsspieren? Ik weet namelijk uit ervaring dat het perfect mogelijk is te kauwen met gesloten mond. Maar ach, als het op manifestatiedrang aankomt, zal elke man wel boter op het hoofd hebben. Ik heb ook wel eens rondgereden in een auto met open ramen en de muziek op 10 terwijl het buiten evenveel graden was. Het is zo zinloos, en juist daarom is het zo een interessant fenomeen. Wat voor psychologie gaat er schuil achter een boomcar? Welk effect sorteert de Johnny in de cabrio met beats op de schaal van Richter? Pure aandachttrekkerij kan het niet zijn, want dan kan je evengoed midden in de stad je broek op je enkels laten zakken. Dat is nog een stuk goedkoper ook. Het zal wel iets te maken hebben met het feit dat alles op vier wielen voor mannen een verlengstuk is. Alleen die harde muziek kan ik moeilijk plaatsen. Misschien heeft het wel te maken met het synoniem “fluit”: hoe harder, hoe meer te compenseren. Ik weet echter niet waar ik Jonas later het liefst zou zien opduiken: in een verlaagde Volkswagen (Audi tegen die tijd) met 500 WATT boxen of in een pretpark met 500 heliumballonnen.