Sinds enkele maanden is Sandy, behalve part-time professionele massa-kinderoppas, ook deeltijds pennelikker. Of -likster. Met andere woorden, ze mag nu halve dagen haar diploma ten gelde maken, waar ze zo hard voor gezwoegd heeft. Nu is het een ongeschreven wet dat bij elke bureaujob een computer hoort, maar door de snelheid waarmee de job ingevuld werd, liet dit even op zich wachten. Geen nood, want in afwachting werd het concept “Map delen” in “Windows op een primitieve manier ingevuld met de pc van een collega. Na enkele werkweken werd het euvel verholpen met verse hardware. Een recentere ongeschreven wet echter, uitgevaardigd in het digitale tijdperk, is dat bij een werk-pc ook een e-mailadres hoort. Het heeft allemaal te maken met communicatie, het smeermiddel van elk geölied commercieel bedrijf. Omdat we hier praten over de publieke sector, krijgen we alternatieve prioriteiten voorgeschoteld. Ook nu weer niet getreurd echter, want na enig gepalaver opende Sandy deze week plechtig voor de eerste maal haar mailbox. Om hem vervolgens weer meteen onklaar te maken. Mocht ik een clandestiene hackergroep leiden, ik zou Sandy meteen inlijven. In de softwarebusiness is het algemeen geweten dat de beste testers de mensen zijn die er geen verstand van hebben. Omdat ze geen idee hebben wat te verwachten, drukken ze zo veel mogelijk knopjes in, om een statistische kans te lopen dat er iets goed gaat. Een beetje zoals de typende apen die Shakespeare herschrijven, maar uit verveling zelf op het toetsenbord gaan zitten. Als programmeur kan ik getuigen: als je een programma schrijft dat rekening houdt met randvoorwaarden a tot en met y, dan zal de eerstvolgende nietsvermoedende gebruiker erin slagen randvoorwaarde z te creëeren. Dat is al wetmatigheid 3. Ligt dat dan aan de gebruiker? Oordeel zelf aan de hand van een andere anecdote. Al maanden zeurt Sandy dat haar Nokia echt wel verouderd is en grijpt ze elk gebrek van het ding aan om te wijzen op de voordelen van een nieuwe GSM. In diezelfde maanden jatte ze bij het wassen van mijn broeken het vergeten kleingeld uit de zakken. Gestaag bouwde ze zo genoeg fortuin op om mij deze week van haar klaagzang te verlossen. Toegegeven, ze deed ook zelf haar duit in het zakje. In de week stappen we dus een fotowinkel binnen. Sinds de opkomst van de geïntegreerde camera in de GSM, hebben fotozaken immers een excuus om zich met mobiele telefonie bezig te houden. Een klein half uur hebben we nodig om een model uit te kiezen. “Deze verkopen we het meest”, schalt de toonbankdame, terwijl ze in zichzelf waarschijnlijk de prijs vermeldt. Fier als een gieter duwt Sandy thuis de adapter in het lichtnet en laat haar vers kleinood 24 uur opladen, op aanraden van de verkoopster. Ik ben geen electronicus, maar er zal vast een logische doch technisch ingewikkelde gedachtegang achter zitten. Na deze sperperiode verhuist de SIM-kaart van GSM. Het heeft iets weg van een hersentransplantie. In wezen verplaats je niet de identiteit van lichaam 1 naar lichaam 2, maar voorzie je de identiteit van een nieuw lichaam. Wakker worden in een nieuw lichaam. Aldus gaat de SIM-kaart gekleed in een nieuw hip jasje. Nog even de PIN-code ingeven, en de hele wereld is nog slechts enkele druktoetsen verwijderd. Op die ene Eskimo zonder bereik na dan. Nog even de PIN-code opnieuw ingeven, want er is vast iets verkeerd gegaan zonet. En nog even een derde keer proberen. Het scheepsrecht pleit echter ongunstig en de SIM raakt geblokkeerd. Even recapituleren: de PIN die Sandy reeds talloze malen blindelings invoerde op haar oud toestel, blijkt ineens te moeilijk te zijn op een ander toestel. Of zoiets. Om maar te illustreren dat het niet altijd de software hoeft te zijn die in de fout gaat. Ik hoop dat mijn baas hieraan denkt, de volgende keer dat nog eens een klant onze software crasht.