Infectueuze rijwielstoornissen

Ik heb niet lang meer te leven. Dat zegt niet mijn dokter en ik ben ook niet bij een waarzegster geweest. Nee, het zijn de woorden van mijn fietsenmaker. Schijnbaar trok hij één of meerdere wenkbrauwen op bij het aanschouwen van mijn gemolesteerde tweewieler. Het gebeurt wel vaker dat ik mijn remblokjes uit de weg moet trekken omdat de slagen in mijn wiel te groot zijn. En het is ook al lang geleden dat al mijn spaken nog vastzaten. Toch slaakt de vakman een diepe zucht bij de aanblik van al dat aluminium leed, als een verzorger in een dierenasiel die een mishandelde hond onder handen krijgt. Na enig duw en trekwerk, waarschijnlijk aan schroeven waarvan ik het bestaan nu nog steeds niet vermoed, recht mijn achterwiel weer trots zijn rug, zij het met een constante afwijking naar 1 kant. Op zich best een prestatie. Ik krijg er gratis de waarschuwing bij dat de volgende keer mijn volledige wiel aan de beurt is: “Het ding is voor op te fietsen, niet om mee te crossen”. Het zit nu eenmaal in mijn bloed. In een motorvoertuig heb ik mijzelf aangeleerd te allen tijde, of toch minstens te meesten tijde, de kalmte te bewaren. Maar plaats mij op een rijwiel, en de hel breekt los. Dat is redelijk nefast voor de fietsen die ik doorgaans tem over de kasseien stadswegen. Ondanks al die geleden ellende, besta ik erin nog nooit mijn eigen band geplakt te hebben. Daar heb je namelijk vaders voor. Of vrienden. En terwijl zo iemand zich ontfermt over het zieltogende rubber aan de voorvork, knapt aan de andere kant van het miseriespectrum de gehavende achterband. Tegenslag is besmettelijk. Eerder deze week: ik steek nog een tandje bij op weg van het werk, want ik wil graag het zangexamen van mijn zus bijwonen. Mijn zus, die al enkele jaren zangles volgt, maar die ik nog nooit heb horen zingen. Dan schiet plots mijn ketting tussen het frame en de tandwielen. Een telefoontje later komt Sandy mij depanneren, maar de recital moet ik missen. Overdraagbare rampspoed is dat. In mijn spiksplinternieuw zadeltasje zit weliswaar genoeg materiaal om wel 10 lekke banden te plakken (zoiets zal me toch wel minstens bij de 10e keer lukken, niet?), maar geen tang om een vastgelopen ketting los te wrikken. Nu moet ik toegeven dat ik niet alle sores het toeval ten laste kan leggen. Het heeft bijvoorbeeld een half jaar geduurd voordat de werking van de fietspomp die Sint mij cadeau deed, zich aan mij openbaarde. Zes maanden lang was ik ervan overtuigd dat het ding een miskoop was, niet paste op mijn ventieltjes en dat ik elders de lucht moest halen. Tot ik recent louter toevallig de juiste werking ontdekte. Ik heb het eerder gezegd, ik heb een haat-liefde verhouding met het stalen ros. Het is zoals met een vrouw: als je het niet netjes onderhoudt, keert het zich tegen je… Enkele misplaatste opmerkingen over noodzakelijke smeerbeurten dringen zich op, maar ik laat ze bedachtzaam achterwege. Het laatste wat ik wil, is ruzie met mijn fiets.