Dokter Igor

Er is mij ter ore gekomen dat men gealarmeerd geraakt over de blogfrequentie alhier. Ik moet toegeven, die is eigenlijk redelijk bedroevend de laatste tijd. Maar sta mij volgend excuus toe: ik ben een informaticus. Ogenschijnlijk doet dat niet direct te zake, edoch laat ik eerst uitweiden.

Ik pretendeer niet over de capaciteiten van pakweg de gemiddelde huisarts te beschikken, maar mijn stiel vertoont toch enkele frappante overeenkomsten. Als er midden in de nacht een systeem uitvalt, hetzij biologisch, hetzij electronisch, dan moeten wij, professionals als wij zijn, paraat staan. Toegegeven, dat bleef tot nu toe altijd theoretisch, maar het gaat om het principe. Realiteit is tenslotte de praktijk van de theorie.

Bovendien worden we allebei geacht niet alleen ons eigen specialisme volledig te beheersen, maar ook dat van elke denkbare gerelateerde aangelegenheid. Die veronderstelling komt bij voorkeur naar boven op feestjes tijdens nietsvermoedende gesprekken over koetjes en kalfjes, als je je dekking net wat hebt laten zakken. De gesprekspartner haalt dan plots uit met een snelle reeks symptomen en verwacht een directe gratis diagnose.

Op dergelijke slinkse wijze wordt de informaticus aanhoudend langs alle kanten bestookt met vragen over “de computer” of “het internet”. Je ontwikkelt er een neus voor en kan ook feilloos op basis van een halve zinsnede inschatten hoe lang die persoon je hulp gaat nodig hebben.

Neem nu: “Ik heb een nieuwe computer gekocht en …” Wat volgt is een enorm vage beschrijving van een nog vager probleem, maar dat maakt niet uit want die hoor je toch al niet meer. Je bent namelijk gefocust op wat je wel al zeker weet: dat je een avondlijk huisbezoek zult afleggen dat toch weer langer gaat duren dan gepland. Als je tenminste zo’n lamzak ben als ik waar het familie en vrienden niet lukt om een “nee” los te peuteren.

Je moet ook serieus reageren op belachelijk beknopte opwerpingen als: “Mijn internet doet het niet meer. Heb jij enig idee waar dat aan kan liggen?” Een nuttiger vraag ware geweest: “Waarom is een brandweer auto rood?” Daar wist ik namelijk nog een zinnig antwoord op - hoe waar, dat weet ik uiteraard niet. Zulkdanig bondige probleemomschrijving ga je deterministisch te lijf, via een eenvoudig systeem van eliminatie. De eerste stap daarin is een grijnzend maar niettemin semi-oprecht: “Heb je de computer wel aangezet?”.

Als technisch kundige verlies je altijd, zelfs als je wint. Immers, kan je een probleem niet de baas, dan ben je een tweedeklas prutser. Als de familie van de patiënt daarenboven een second opinion vraagt die het wel probleemloos afhandelt, verdien je het label eersteklas prutser. Anderzijds, wanneer je zelf de kwestie bedwingt, is de redding van je naam meteen je vloek. Men bazuint dan je wonderlijke heldendaden klakkeloos in het rond waardoor de rij hulpbehoevende alleen maar aanzwelt.

Tot ergernis van Sandy ga ik, ijdel als ik ben, door de bank genomen voor het mindere kwaad. Dus, lezers, potentieel clienteel, kom maar op met die vragen.